Vertellingen uit een koloniaal verleden
Algemeen
224
keer gelezen
Wies van Groningen schreef drie boekje over haar leven, als dochter van een militair in het Koninklijk Indisch-Nederlandsch Leger (KNIL), het koloniale leger dat bestond van 1830 tot 1950. Op donderdag 15 februari van 19.30 tot 21.00 uur vertelt ze in de bibliotheek haar verhaal ‘Vertellingen uit een koloniaal verleden’. Samen met enkele jongeren. “Omdat het verhaal verteld moet blijven worden.”
IJSSELSTEIN - “De grote geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaar, door diegene die het voor het zeggen heeft. Maar er zijn ook de verhalen die wij elkaar vertellen, mensen zoals u en ik, verhalen die mondeling worden doorgegeven. Van generatie op generatie. Verhalen over onze ouders en grootouders. Over helden en heldinnen, over een land ver weg, over een ver verleden, over onszelf. Familieverhalen die ons trots maken of verontwaardigd of bedroefd, die doorverteld moeten worden aan jongere generaties”, luidt de boodschap van Wies van Groningen.
Daarom besloot ze een lezing te geven – voor jong en oud – over haar leven als dochter van KNIL-militair Barend Metaal en haar Molukse moeder Clara Hukom. “Mijn oma en moeder waren eigenzinnige vrouwen. Mijn oma bood zich op Ambon aan de Hollandse vrouwen aan om kleding te maken. Door haar goede contacten kwam mijn moeder in aanraking met Hollandse families. Niet als baboe – zoals gebruikelijk in het koloniale tijdperk – maar als lid van het gezin. Ze maakte kennis met de Hollandse manier van leven. Mijn moeder was een trotse vrouw, net als mijn oma, die alleen was, donker en dus aan het begin van de hiërarchische ladder. Maar ze had lef.”
Die lef had haar moeder ook. “Ze ontmoette mijn vader, KNIL-militair in de administratieve dienst. Ze werden verliefd en trouwden.” Haar vader was een eerlijke man. “Nederlanders veroorloofden zich regelmatig vrijpostigheden. Hij deed dat niet.” Haar moeder maakte in Holland tijdens een verlof kennis met haar schoonfamilie. “Niet makkelijk, want die hadden liever een Hollands meisje”, vertelt Wies, die in 1929 werd geboren in Blangkedjerèn. “In 1939 vertrokken mijn moeder en de drie kinderen naar Holland. De oorlog dreigde en het was onrustig. Mijn vader moest nog een jaar dienen voor zijn verlof.”
Hij heeft zijn gezin nooit meer gezien. “De oorlog begon en in 1942 overspoelden de Japanners Indonesië en mijn vader overleefde de ontberingen van de Birmalijn niet.” Na de oorlog kregen de vrouwen en hun gemengde kinderen het moeilijk. “Ik vroeg mijn moeder of ik Hollands, Indisch of Moluks was. We praatten er nooit over. We praatten Hollands en Maleis was taboe. Het werd mijn zoektocht. Tot nu toe. “