Vuurwerk
Algemeen
219
keer gelezen
Het was eind 1944. Plaats van handeling: Boskoop. Twee scharminkels van kwajongens waren achter hun huis aan het spelen bij een nieuw aan te leggen weg.
Pas na de oorlog zou deze weg worden voltooid: de langs de Gouwe lopende N207 van Gouda naar Alphen aan de Rijn. De jongens, broertjes, waren bezig met hun favoriete tijdverdrijf: experimenteren met zelfgemaakte springstof. Luciferkoppen, koolstof, salpeter, zwavel... er was op de vele nabijgelegen boomkwekerijen altijd wel aan die ingrediënten te komen.
‘Ik hoorde een knal en er zit een kogelgat in mijn ruit!’
Onlangs hadden de baldadige broertjes een hol onderdeel van een auto gevuld met springstof en achter een loods ingegraven met een brandende lont. Het leek een blindganger, maar toen ze wilden gaan kijken vloog het projectiel alsnog met een fontein van aarde de lucht in. Blind voor het gevaar bereidden ze nu een nieuw experiment voor. Een metalen pijp, gevuld met buskruit en afgesloten met een houten prop, die door ontbranding van het kruit weggeschoten zou worden. Er klonk een doffe klap en de prop vloog weg. Maar hij kwam niet ver; teleurgesteld zagen de jongens hoe de prop twintig meter verder over de weg rolde. Jammer, nog maar eens proberen. Maar waar was de pijp gebleven? Ze waren nog naarstig aan het zoeken toen een bewoner van een huis honderd meter verderop kwam aanrennen. Hij hijgde: “Hebben jullie een Engels vliegtuig gezien? Ik hoorde een knal en er zit een rond kogelgat in mijn ruit!” De jongens hielden zich wijselijk van de domme. Eén van de twee was mijn vader. Ik ben dus erfelijk belast met het vuurwerkvirus, maar desondanks mag vuurwerk van mij best verboden worden. En in IJsselstein zorgen diverse gemeentelijke besluiten het hele jaar voor genoeg vuurwerk. Fijne jaarwisseling!
de ijsselsteinse column | rinus verweij