Chips en watersnood

Ik ben blij dat er in IJsselstein geen chips geproduceerd worden. En dan bedoel ik niet die krokante flinterdunne aardappelschijfjes die bij het nuttigen vanuit een plastic zak in de bioscoop garant staan voor geluidoverlast. Ik bedoel de deels in ons land geproduceerde micro-elektronica die ondanks sanctiemaatregelen nog altijd via een omweg Rusland bereikt en wordt gebruikt in de oorlog tegen Oekraïne. 
Intussen zetten wij wel – en terecht! – de deur wijd open voor Oekraïense vluchtelingen, ook in IJsselstein. Onwillekeurig moet ik hierbij denken aan de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), die dankzij de Netflix-serie 'Les Combattantes', en recente films als '1917' en 'Im Westen nichts neues' weer meer in de belangstelling is komen te staan. Nederland, dat buiten de oorlog wist te blijven, ving toen veel Belgische burgers op, die vluchtten voor het meedogenloze optreden van het Duitse leger. Tijdens die oorlog boekten Duitse piloten als Göring en Von Richthofen veel successen met in Nederland geproduceerde Fokker-gevechtsvliegtuigen.

L'histoire se répète, zou je kunnen zeggen. De ironie van de geschiedenis. Die ironie manifesteerde zich in 1916 toen ons land zich achter de Nieuwe Hollandse Waterlinie veilig waande en gespaard bleef voor het verwoestende oorlogsgeweld dat slechts een paar honderd kilometer verwijderd was. In dat jaar bleek het reddende water ook een dodelijk gevaar te kunnen zijn toen de omgeving van de toenmalige Zuiderzee werd getroffen door een watersnood die 51 levens eiste. Zoals bekend was het vorige week 70 jaar geleden dat deze stormvloed volledig werd overschaduwd door de watersnoodramp van 1953.