Het G-woord

Femke ligt hijgend onder me op de tegels van de keukenvloer. Ik heb haar in een onwrikbare houdgreep en ze beseft al snel dat verder verzet zinloos is. Haar spieren ontspannen zich en de woeste blik in haar ogen wordt iets zachter.

Gelukkig, het gevaar is geweken. Deze keer zag ik haar aanval met de deegroller tijdig aankomen, zodat ik nog juist op tijd een koekenpan kon grijpen om de eerste klap af te weren. Met een handige schijnbeweging bracht ik haar uit haar evenwicht en mijn 120 kilo’s deden de rest.
Erop vertrouwend dat de kust nu veilig is, sta ik op en help haar overeind. Zo hoffelijk als onder de omstandigheden maar mogelijk is. De stoom komt nog steeds uit haar oren. “Mispunt!” briest ze. “Je zou dat woord niet meer gebruiken in mijn nabijheid en nu deed je het tóch weer! Je dóét het erom, geef het maar toe!”

Ik pijnig mijn hersens. Welk woord deed haar nu weer ontploffen? Er is inmiddels een hele vocabulaire van woorden die Femke niet wil horen. Was het weer vinextsunami, asielvraagstuk, linkse kerk, wieldempers of smeerpunten?
Het wordt me snel duidelijk. “We hadden afgesproken dat we het voortaan het G-woord zouden noemen”, moppert ze. “Ik ben er maanden mee bezig geweest, nachten van wakker gelegen en binnenkort komt de hele riedel in de Commissievergadering en in de Gemeenteraad. Begint álles weer van voren af aan!"

Er komen tranen in haar ogen en ik krijg oprecht spijt van mijn verspreking. Ik trek een fles wijn open en neem me voor om nooit meer 'gebiedsatelier' te zeggen met Femke binnen gehoorafstand.