Structureel en excessief

Ik ken een hoogbejaarde IJsselsteiner die destijds heeft deelgenomen aan de politionele acties in Indonesië, samen met drie IJsselsteinse jongens die daarbij zijn gesneuveld en nog altijd op 4 mei worden herdacht. Voor mij zijn deze IJsselsteiners geen oorlogsmisdadigers, ondanks de expositie ‘Revolusi' in het Rijksmuseum, de recente tsunami van ‘Weg met ons' scanderende publicaties, onderzoeksrapporten en eindeloos herhaalde obligate excuses. Het spreekt vanzelf dat je 70 jaar na dato, met alle tijd voor overweging in de veilige studeerkamer, tot andere inzichten komt dan destijds in de hitte van de strijd. Dat wil nog niet zeggen dat de in de studeerkamer verworven inzichten dan ook per definitie superieur zijn. Het is makkelijk om als onbedreigde burger-‘deskundige' een hard oordeel te vellen over het optreden van militairen die voortdurend met dood en verderf werden geconfronteerd. Wat mij opvalt is dat bij het vaststellen van ‘structureel excessief geweld' bij de toenmalige Nederlandse militairen het structureel excessieve geweld van Indonesische zijde structureel wordt genegeerd, gebagatelliseerd of goedgepraat. Net als bij het regelmatig opvlammende racismedebat dreigt hier structureel de selectieve verontwaardiging. Indonesische zelfreflectie was altijd al structureel afwezig. Bij mijn weten was het aan Nederlandse zijde niet de gewoonte om gevangenen levend te castreren; aan Indonesische zijde was dat een structureel in ere gehouden traditie. Hoe wil je overigens in het beoordelen van een gewapend conflict excessief geweld definiëren? Excessief geweld is eigenlijk een pleonasme, zoals een zwarte raaf. Geweld is per definitie excessief; zéker zoals Vladimir Stalin nu huishoudt in Oekraïne.