De markt keert terug naar de binnenstad

ijsselstein • Met het vervallen van de anderhalvemetermaatregel keert de IJsselsteinse markt vrijdag terug van het Podium naar de binnenstad.

Dit tot vreugde van de markt- en binnenstadondernemers. “Heerlijk! Terug naar normaal!”, is de blijde reactie van marktondernemer Elly de Heer namens al haar collega’s. “Het is beter en gezelliger voor de klanten, horeca, winkeliers en ons natuurlijk. We hebben de binnenstad zo gemist. Het Podium was een alternatief voor de coronamaatregelen, maar niet voor de gezelligheid.” De klanten aan de kramen reageerden vorige week, voor het laatst op het Podiumterrein, al positief. “We zouden voor een paar maanden gaan, maar het is anderhalf jaar geworden. Het is zowel voor de klanten als ons nooit gewend, want wat is er nu gezelliger – en makkelijker voor de klanten – dan winkelen, markt en horeca combineren? Met de koopavond als extraatje.”

Ook de binnenstadondernemers zijn blij. “Na tijden van sluiting door corona en een poos geen koopavond, waren we blij met de versoepelingen en de terrassen die weer open mochten; dat bracht wat gezelligheid terug. De weekmarkt maakt alles weer compleet”, verwoordt Frits Mulder. “En een markt tijdens de koopavond is uniek; het is een boost voor de binnenstad. Samen brengen we de gezelligheid helemaal terug.”

Om de zo gewenste toegankelijkheid voor scootmobielen en kinderwagens - het enige voordeel van het Podium - te vergroten, zullen de reclameborden voor de winkels vrijdag binnen blijven en zal handelswaar tot maximaal een meter van de pui uitgestald worden. Net als bij de verhuizing naar het Podium zal de terugkeer even wennen zijn. "Maar nu positief", besluit Mulder. Een andere verandering is dat de terrassen vanaf 30 september weer normaal - dus minder uitgebreid -worden opgesteld en dat de koopavond zowel voor winkels als markt tot 20.00 uur zal duren. "Dat is efficiënt voor iedereen." Ook wethouder Geldof is tevreden: "Het wordt voor bezoekers weer extra aantrekkelijk om naar het stadje te komen.”


Lysette Verwegen