Een lot uit de loterij
Algemeen
115
keer gelezen
Zoals bij de meeste IJsselsteiners begint mijn postcode met de cijfers 34. Ik vraag me soms af hoe groot de kans zou zijn dat ik de jackpot zou winnen als ik me gek zou laten maken en bijvoorbeeld aan de postcodeloterij mee zou doen. Die kans is vergelijkbaar met de waarschijnlijkheid dat je op goed geluk een mobiel nummer belt in de hoop dat je de persoon wiens nummer je niet weet aan de lijn krijgt.
Stel je voor: het grote bassin van zwembad de Hooghe Waerd vol met miljoenen witte pingpongbollen. Hoe groot is de kans dat je geblinddoekt die ene rode pingpongbal opduikt die ertussen verstopt zit? De kans op een fataal ongeluk in het verkeer is vele malen groter. Toch gaat men massaal de weg op in het vertrouwen dat het alleen anderen overkomt.
Soldaten aan het front redeneren net zo; ze moeten wel om te kunnen functioneren. Voor deelname aan het verkeer is hetzelfde vertrouwen nodig.
Maar het is vreemd dat veel mensen die vanuit het idee “mij gebeurt het niet” de weg op gaan, wel maandelijks grote bedragen uitgeven aan meerdere loterijen met de volkomen onlogische gedachte dat “het” vroeg of laat wel een keer gebeurt, als je maar vaak genoeg meedoet. Als je nuchter nadenkt moet je toch kunnen inzien dat vaker meedoen je kans niet vergroot. Je maakt van een kans van één op de miljoen slecht twintig kansen op twintig miljoen.
Maar ja, loterijen zijn verslavend, en dat wordt erger naarmate je er steeds meer van je spaarcentjes in hebt geïnvesteerd. Dit doet denken aan die generaals in de Eerste Wereldoorlog, die ondanks monsterlijke verliezen weken lang doorgingen met aanvallen. Gedreven door het idee dat met afbreken van het offensief de verliezen zinloos zouden zijn geweest, terwijl volhouden alsnog succes zou kunnen opleveren.
Loterijen maken mij niettemin ieder jaar vrolijker, puur door de gedachte aan het gestaag groeiende geldbedrag dat ik er nooit aan uit heb gegeven.
Rinus Verweij