Dumbphone
Algemeen
274
keer gelezen
Ooit heb ik - gelukkig kort- gewerkt bij een callcenter. Ik werd daar onlangs nog eens aan herinnerd in de sneltram. Die is tegenwoordig een rijdend callcenter, met overal telefoongesprekken om je heen. Volgens mij zouden veel mensen hun smartphone het liefst aan hun handpalm vast lijmen, en als het vanwege de batterij niet botste met de milieuwetgeving zouden ze zich na overlijden ook nog met dat ding laten begraven of cremeren. Ik ben géén mobieltjesmens.
Ik ben nog uit de tijd van: met een zak vol Juliana-kwartjes naar een telefooncel lopen. Daarin hing ook een rek met dikke telefoonboeken, voor het hele land, die HEEL waren (!). Ook al veranderde dat in de loop der tijd, omdat er steeds meer mensen waren die de bladzijden met de nummers die ze nodig hadden eenvoudigweg uit het boek scheurden. De hoorn van de telefoon zelf was van loodzwaar zwart bakeliet. Het besef dat je daarmee boeven de hersens kon inslaan gaf een warm gevoel van veiligheid. Goed, ik heb tegenwoordig een smartphone, die ik meestal dumbphone noem, maar wie mij belt krijgt meestal mijn voicemail. Die luister ik wél regelmatig af, in tegenstelling tot een dierbare vriendin, die in haar voicemailboodschap meldt dat ze haar voicemail nooit afluistert. Maar mobiele bereikbaarheid is als een ketting die zo sterk is als de zwakste schakel. Onderweg blijkt vaak dat mijn mobieltje nog thuis ligt. Als ik hem wél bij me heb is het onzeker of hij opgeladen is, of ik mijn oplaadsnoer wel bij me heb, en of ik gelegenheid heb om het ding op een stopcontact aan te sluiten. Mijn auto-oplader is altijd zoek. Als mijn dumbphone wél is opgeladen, heb ik hem vaak niet ingeschakeld, of hij staat op ‘stil’, of hij zit in mijn jaszak, of hij ligt in de auto. Gelukkig heb ik email...
Rinus Verweij