Gouden jaren vliegen voorbij in kerkkoor Cantate Domino
Algemeen
439
keer gelezen
Vijftig jaar zingen in een kerkkoor. Hilda Klomp-Murk deed het met gemak. Bij Cantate Domino. “De jaren zijn voorbij gevlogen”, vindt ze. En ze gaat nog even door. “Tot mijn stem het opgeeft.”
IJSSELSTEIN - Er is veel veranderd, zoals de dirigenten, het repertoire en haar stemhoogte. “Elke dirigent heeft een eigen aanpak en de een is strenger dan de ander. Het hangt van de dirigent af hoe lang we tussendoor mogen kletsen, want gezelligheid is ook belangrijk. De basis blijft echter: goed naar de dirigent luisteren en naar de koorleden die om je heen staan.” Over het repertoire: “In de beginjaren zongen we veel vierstemmige missen, nu tweestemmig en inmiddels zing ik niet meer bij de sopranen, maar bij de alten.” René Verwer – gepromoveerd aan het conservatorium, organist en inmiddels ruim 40 jaar dirigent, waarvan 37 jaar in IJsselstein – mist de begintijden. “De koorleden zijn veelal op leeftijd en het koor telt nog drie tenoren, zeven sopranen en negen alten; dat beperkt de muziekkeuze.” Hilda had moeite met haar verschuiving naar de alten: “Ik moest erg opletten om niet de sopraanpartijen mee te zingen. Gelukkig sta ik naast een goede alt, dus playbacken is er niet bij”, lacht ze.
Zingen is voor haar ‘tweemaal bidden’. “Ik doe het nog net zo graag als toen ik op mijn 37e, als moeder van een jong gezin, begon. Ik ben – ook door weer en wind – altijd naar de repetities gegaan. Je bent met elkaar en vooral nieuwe stukken instuderen is prachtig.” Ze werd meegevraagd door haar buurvrouw Fiep Tersteeg; de alt die nu naast haar staat. Die eerste avond en de stemtest vond ze eng, maar daarna was alle schroom verdwenen. “Ik was verkocht en ben nooit meer gestopt. We waren toen nog met zestig koorleden en de bas van Willem van Rossum was geweldig.”
Voordat Hilda bij Cantate Domino kwam, dirigeerde René Verwer de twee gemengde koren. “De mannen zongen de gregoriaanse liederen, de dames het Nederlandse repertoire. Het was de tijd dat traditioneel alleen jongens en mannen de missen zongen.” Alleen bij rouw en trouw kwamen de dames: “Omdat de meeste mannen overdag werkten”, weet Hilda. Het was de tijd van drie vieringen per weekend, verdeeld over de koren en samenzang in de twee kerken. Verwer herinnert zich: “We hadden nog drie priesters en een pastoraal werker. Pastor Van Wijk was een hele goede zanger, nog steeds trouwens.” Het tijdbeslag – met de wekelijkse repetitie – was best groot. “Dankzij mijn man, die thuisbleef bij de kinderen, kon ik zingen. Behalve als hij naar zijn toneelrepetities bij De Schakel moest; dan was oppas nodig”, vertelt Hilda. “We hebben het met de dames, en na ‘de fusie’ met de mannen, altijd leuk gehad.” De aanwas van koorleden stagneert en niet iedereen gaat meer de 48 treden naar het orgel in de basiliek op. “Dat was ooit wel anders: tot de jaren ‘70 werd er zelfs gerookt op de koorzolder.” En nu: “Het is geen café chantant, maar ik kom altijd thuis met het gevoel dat ik heerlijk heb gezongen.”