Tumult in de raad
Algemeen
126
keer gelezen
In een vorige column reageerde ik nogal lauw op het tumult in de gemeenteraad over de afgestemde afschaffing van de hondenbelasting. Het spijt me, maar ik vind het in de raad maar een tamme boel tegenwoordig. Steriel op anderhalve meter vergaderen zonder publiek en dan een beetje kibbelen over zoiets onbenulligs als hondenbelasting. Waarom geen vlammende polemieken over de soap rond het Fulcotheater en de onzalige verstedelijkingsplannen in en om IJsselstein? Waar is de goede oude tijd gebleven, toen met grote regelmaat in het Fulcotheatercafé het door het plafond omlaag sijpelende bloed van gesneuvelde wethouders opgedweild moest worden?
In een goed debat ruik je de maaltijd van je opponent
Ik verlang vurig naar weer eens een échte ouderwetse raadscrisis! Met spanning om te snijden, met felle debatten tot ver in de kleine uurtjes en een uitpuilende publieke tribune. Met de tragische heroïek van aftredende wethouders. Ik wil desnoods wel een paar conceptafscheidstoespraken schrijven voor wat extra dramatiek, met zinsneden als: ‘Treur niet om mijn lot vrienden, ik zal gelukkig zijn als ik weet dat gij gelukkig zijt’ (Napoleon). Of nog mooier: ‘Verdelgde stad, wij gaan en komen nimmer weer. Vaarwel mijn IJsselstein, verwacht een andere heer’, een prachtig citaat uit Van den Vondels ‘Gijsbrecht van Aemstel’, zij het niet genderneutraal. Hoe dan ook, de IJsselsteinse politiek hunkert naar drama. Churchill, door betogers recentelijk tot ‘racist’ herdoopt, zei ooit: ‘In een goed debat ruik je wat je opponent gegeten heeft’. Dát hoeft van mij nu óók weer niet, gegeven de afmetingen van de raadszaal. Die is dusdanig ruim bemeten dat politieke opponenten om elkaar te kunnen ruiken dermate veel uien, knoflook en bruine bonen moeten consumeren dat het op de publieke tribune dan niet meer uit te houden is.
Rinus Verweij