Molenaarsambacht nu cultureel erfgoed
Algemeen
805
keer gelezen
Het Nederlandse molenaarsambacht staat sinds deze maand op de UNESCO-lijst van immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid. Maarten Dolman, molenaar van De Windotter, is er trots op. Maar nog trotser op zijn zonen, die het molenaarsambacht weer een Dolman-generatie voortzetten.
IJSSELSTEIN - De ouders van zijn grootmoeder hadden al een molen. Zijn vader was archivaris en vrijwillig molenaar. Zoon Karel (28) is molenaar op de Windhond in Woerden én molenmaker, terwijl zoon William (19) de bakkersopleiding volgt en inmiddels gezel molenaar is. Zelfs kleinzoon Hidde (1,5) kijkt niet naar Nijntje maar naar de ‘mobbe’: de molen. Molenaar Maarten (56) heeft niet te klagen over de voortzetting van het mooiste ambacht. “Ik was als kind al gefascineerd door de molen. Mijn leermeester Jan Hoogendoorn heeft in Woerden tot zijn 88e gemalen. Ik ben nooit op die molen terecht gekomen. Het moois is dat 32 jaar later Karel nu wel op deze molen, een belangrijke plek uit mijn jeugd, molenaar is.”
Binnenkort gaat Karel zelfs in de Woerdense molen wonen. “In stijl; een mix van oud en modern. En zeker geen hoogglanskeuken”, vertelt hij. “Ik heb een afgebroken eiken staartbalk laten verzagen. Dat wordt de tafel in de woonkamer.” Of wonen en werken in de molen lastig is: “Helemaal niet. Altijd mensen om me heen en ik hoef geen file te rijden of door de regen te fietsen”, lacht hij. Hij is twee dagen beroepsmolenaar naast zijn werk als molenbouwer. “Ik ga de klantenkring langzaam uitbouwen. De bakkers zijn terug, ik lever aan de Groene Hartwinkel en ik maal voor particulieren. Het is werken aan naam en faam. Maar hoe ik het ook verdeel: ik laat de molen, die al 260 jaar in bedrijf is, niet los.” Ook Karel is zijn hele leven al bij de molen betrokken. “Vanaf mijn eerste besef. Ik rommelde met hout, maakte draaiconstructies van lego met versnellingen, batterijen en trafo’s. Ik koos een vakopleiding in het hout en leerde in de praktijk. Onmisbare kennis, want als molenaar moet je veel zelf kunnen.”
Broer William koos een andere insteek: de bakkersopleiding. “Zo weet ik alles over het product.” En hij leert het molenambacht, aangestoken door de passie van zijn vader, en werken in de praktijk. Of hij altijd molenaar wilde worden: “Wat anders?”, is het antwoord. “Het is me met de paplepel ingegoten.” Zijn toekomst: “Mijn vader opvolgen op De Windotter. De molen is mijn thuis. Lekker bezig zijn en alles weten over de molen en de producten.” Rijk wordt hij niet: “Het gaat om de passie. Wat heb ik aan een studie waar ik geen baan mee kan vinden?” De noodzakelijke administratie is bij de jongens niet favoriet. “Dat is aan het bestuur. Of aan de vrouwen.” Die er nog niet zijn...